Milieu

Activiteitenbesluit

Milieuregels voor horecabedrijven

In het Activiteitenbesluit staan regels voor milieuaspecten zoals geluid, lucht, bodem, externe veiligheid, afval en afvalwater die ook voor horecabedrijven gelden.

Voor een horecabedrijf is meestal geen milieuvergunning nodig. Wel moet in ieder geval een melding worden gedaan aan het bevoegd gezag, en wel vier weken voor het starten van het horecabedrijf. Geluid is ook een belangrijk onderwerp. Afhankelijk van de geluidsniveaus van de muziek die u laat horen in uw bedrijf kan het zijn dat een rapport van een akoestisch onderzoek bij de melding van de inrichting moet worden gedaan.

Via het kenniscentrum Infomil (onderdeel Ministerie van Infrastructuur en Milieu) is alle informatie terug te vinden over welke milieuregels van toepassing zijn, specifiek voor de horeca.

Ook de Activiteitenbesluit Internet Module (AIM) is een nuttig instrument. Via deze module krijg je in kaart aan welke verplichtingen een horecabedrijf moet voldoen. Of een vergunning nodig is, of u kunt volstaan met een melding aan het bevoegd gezag of dat zelfs helemaal niets gedaan hoeft te worden.

Advies:

Gaat u een horecebedrijf oprichten of uw bedrijf veranderen? Doe dan uiterlijk 4 weken voor de start hiervan een melding bij het bevoegd gezag zoals de Omgevingsdienst en/of gemeente.

De milieuaspecten

Het milieuaspect geluid

De meeste (Aziatische) restaurants laten achtergrondmuziek horen en is het meestal niet nodig om een geluidsonderzoek uit te (laten) voeren. Wel is het van belang om dan ramen en deuren gesloten te houden, om hiermee overlast te voorkomen.

Voor achtergrondmuziek op het terras, moet vaak wel een geluidsonderzoek worden uitgevoerd. Als er muziek wordt gedraaid i.p.v. alleen achtergrondmuziek, of voor live-muziek moet er een geluidsonderzoek worden uitgevoerd, ook als dit slechts een paar keer per maand plaatsvindt.

Wat ook van belang is of er mensen direct boven of naast het restaurant wonen. Dit geldt niet als de eigenaren van het bedrijf zelf boven of naast hun zaak wonen.

Ook de motoren van airco’s en/of koel- en vriescellen kunnen voor geluidsoverlast zorgen. Bij restaurants geeft deze geluidsbron de meeste klachten. Uiteraard is de ligging van het gebouw hier van belang. Geluidsoverlast van deze motoren kunt u voorkomen door:

  • de motoren zo ver mogelijk van een pand van derden te plaatsen;
  • de motoren te omkasten met geluidsdempend materiaal;
  • voor stille(re) apparatuur te kiezen;
  • de motoren regelmatig onderhouden, geluidsklachten ontstaan vaak door versleten onderdelen.

Zo nu en dan leidt ook het personeel dat ’s avonds laat buiten gaat roken en daarbij luidruchtige gesprekken houdt, tot geluidsklachten.

Advies:

Probeer zoveel mogelijk ramen en deuren gesloten te houden, om geluidsoverlast voor omwonenden te voorkomen.

Wilt u de voordeur open laten staan? Een sluis kan goed voorkomen dat geluid van binnen, buiten terecht komt.

Onderhoud regelmatig uw airco’s en koelingen, u voorkomt hiermee vaak geluidsoverlast.

Als uw buren klagen over geluidsoverlast door de motoren, neem deze klachten dan serieus en probeer zo snel mogelijk de oorzaak te achterhalen.

Het milieuaspect geur

Geur(hinder) of stankoverlast ontstaat bij een restaurant op twee manieren:

  • het bakken, stomen, grillen, frituren of koken van levensmiddelen;
  • het buiten opslaan van afval en afvalstoffen.

Bij het (warm) bereiden van levensmiddelen zijn de volgende regels van belang:

  1. Onder een afzuiging met een filter, meestal een afzuigkap met een metalen rooster. De roosters moeten goed schoon worden gehouden en alle bakapparatuur moet onder de afzuiging staan.
  2. De afzuigpijp moet boven op een dak uitkomen. Dus niet aan de zijkant van het gebouw.
  3. De afzuigpijp moet minimaal 2 meter hoger zijn dan de hoogste daklijn in een straal van 25 meter.
  4. Als het niet mogelijk is om de afzuigpijp aan de vereiste hoogte te laten voldoen (omdat bijv. het buurgebouw een flat is), moet er gebruik worden gemaakt van een ontgeurings-installatie.

Het opslaan van afval en/of afvalstoffen leidt tot geurklachten (en soms ook ongedierte) als:

  • De afvalcontainers overvol zitten en niet tijdig opgehaald worden. Uitpuilende containers en zakken die ernaast worden gezet gaan stinken, vooral bij warm weer;
  • De afvalcontainers niet of niet goed sluiten, ook als ze niet vol zijn;
  • De afvalcontainers vies zijn;
  • De afvalcontainers buiten naast een woning of onder een raam van derden worden neergezet.

Advies:

Maak de roosters van uw afzuiginstallatie tijdig schoon.

Zorg dat uw afzuigpijp op de juiste hoogte is/wordt geplaatst of installeer anders een ontgeuringsinstallatie Voor het verhogen van de afzuigpijp kan een bouwvergunning nodig zijn.

Laat het afval vaak genoeg ophalen en uw afvalcontainers zo nu en dan (laten) schoonmaken.

Het milieuaspect afvalwater

Afvalwater in een (restaurant)keuken bevat vaak veel vet (afvalwater uit de gootsteen, uit de vaatwasser en het water dat gebruikt wordt om de vloer te dweilen) Alle lozingspunten in de keuken (ook de schrobputjes) moeten daarom zijn aangesloten op een vetafscheider.

Als er buiten de keuken ook lozingspunten zijn met vethoudend afvalwater dan moeten deze ook zijn aangesloten op de vetafscheider.

Denk hierbij aan de spoelbak in een open wokkeuken die zich in het restaurant bevindt. Andere lozingspunten zoals het toilet, mogen niet zijn aangesloten op de vetafscheider.

Alleen vethoudend water mag in de vetafscheider geloosd worden. Hoe groot de vetafscheider moet zijn is afhankelijk van het aantal lozingspunten en hoeveel water er gemiddeld bij een bedrijf doorheen gaat. Hiervoor is een rekenformule beschikbaar. U hoeft dit niet zelf uit te zoeken, dit doet het bedrijf dat de vetafscheider levert en plaatst.

De vetafscheider moet voldoen aan de NEN-EN 1825-1 en 2. Als de vetafscheider er al lag voor 1 januari 2008 dan geldt er overgangsrecht en moet de vetafscheider aan de toen geldende norm voldoen. Dit is meestal de NEN7087. U moet kunnen aantonen dat de vetafscheider aan deze norm voldoet. Bewaar daarom de papieren goed, zolang de vetafscheider in gebruik is.

Een vetafscheider werkt alleen goed als deze vaak genoeg wordt geleegd en schoongemaakt. Bij de meest Aziatische restaurants moet de vetafscheider elke 6 weken leeggemaakt worden.

Advies:

Zorg dat er vetafscheiders aanwezig zijn en zijn aangesloten op alle lozingspunten en laat deze op tijd leegmaken en schoonmaken. Na het legen weer (laten) vullen met schoon water!

Zorg dat borden, bakken, pannen, etc. worden schoongeschraapt voordat ze afgewassen worden. Vaak worden er teveel etensresten in de vetafscheider aangetroffen.

Afvalwater mag niet warmer zijn dan 60 of 70 graden Celsius. De exacte temperatuur staat in de technische informatie van de vetafscheider. Als het afvalwater te heet is, kan de vetafscheider dit niet aan. Het vethoudend afvalwater gaat dan zo snel door de afscheider heen dat het vet mee gaat, in plaats van achter te blijven in de vetafscheider.

De vereiste administratie

U bent verplicht aan de toezichthouder de gevraagde papieren te overleggen. De Omgevingsdienst vraagt voor een milieucontrole vaak (voorafgaand) de volgende gegevens op:

  1. Afgiftebewijzen van afgevoerde afvalstoffen (restafval, glas, oud papier, frituurvet en plastic) als bewijs dat deze naar een erkend inzamelaar zijn gegaan. Bedrijfsafval mag niet naar een glasbak of vereniging worden afgevoerd.
  2. De bewijzen van het laatste half jaar van het (laten) legen van de vetafscheider.
  3. Informatie over type en capaciteit van de vetafscheider en aan welke norm deze voldoet.
  4. Het logboek van de koelinstallaties waarin opgenomen:
    • welke installaties er aanwezig zijn;
    • hoeveelheid en soort koudemiddel per installatie;
    • bewijs dat de installaties periodiek (meestal jaarlijks) op lekdichtheid gecontroleerd worden door een daartoe gediplomeerd persoon.
  5. Jaaroverzicht van gas- en elektriciteitsverbruik.
  6. Logboek brandmeldinstallatie (als deze verplicht is).
  7. Drank- en horecavergunning.

Advies:

Zorg voor een overzichtelijke administratie, digitaal of in print en bewaar dit op de locatie van het bedrijf. Bij controle kunt u dan deze gegevens tonen.

Overige (milieu)regelgeving

Naast de regels uit het Activiteitenbesluit controleert de Omgevingsdienst ook op andere (milieu)regelgeving. Op de volgende punten wordt tevens gecontroleerd:

Koelinstallaties

Koelapparatuur kunnen (H)CFK’s of HFK’s bevatten. Hierop zijn de Europese fazenverordening en Verordening ozonlaagafbrekende stoffen van toepassing. Koelinstallaties met 5 ton CO2eq of meer moeten jaarlijks op lekdichtheid worden gecontroleerd door een daartoe erkend persoon.

Hoeveel ton CO2eq een koelinstallatie bevat is afhankelijk van de hoeveelheid en soort koudemiddel. Deze informatie moet dan ook altijd voorhanden zijn, ook als er minder dan 5 ton CO2eq (voorheen 3kg koudemiddel) in de installatie zit. Anders kan er niet bepaald worden of en zo ja, aan welke regelgeving er voldaan moet worden.

Advies:

Zorg voor een aanwezig up-to-date logboek. Heeft u Installaties met 5 ton CO2eq of meer dan deze jaarlijks laten controleren op lekdichtheid door een hiertoe gediplomeerd persoon.

Drank- en horecavergunning

Indien er alcohol wordt verkocht / ter plaatse wordt geschonken, moet er en drank- en horecavergunning aanwezig zijn. Minimaal 1 persoon die op deze vergunning vermeld staat, moeten altijd aanwezig zijn tijdens de openingstijden.

Advies:

Zorg dat uw drank- en horecavergunning aanwezig is in het bedrijf en dat er altijd 1 persoon die op de vergunning vermeld wordt, aanwezig is tijdens de openingsuren.

Brandveiligheid

Nooduitgangen moeten duidelijk zijn aangeven en mogen niet worden geblokkeerd. Brandblusmiddelen moeten elke twee jaar worden gekeurd. Bij de aanwezigheid van 50 personen of meer (personeel en gasten) moet er een melding bij de gemeente worden ingediend voor het brandveilig gebruik van een bouwwerk (Bouwbesluit ’12).

Een brandmeldinstallatie kan noodzakelijk zijn en deze moet periodiek gecontroleerd en onderhouden worden. Dit moet uit het logboek blijken.

Advies:

Zorg dat nooduitgangen duidelijk zichtbaar zijn en deze niet zijn geblokkeerd door bijv. tafels. Laat uw brandblusmiddelen per 2 jaar controleren. Wanneer van toepassing maakt u melding bij de gemeente voor brandveilig gebruik van uw bedrijf en zorg voor een up-to-date logboek van de eventueel aanwezige brandmeldinstallatie.